In de Maas

Ik moest ‘s avonds naar een theatervoorstelling in Rotterdam.
Feyenoord was ‘s middags landskampioen geworden. Ik weet niks van voetbal, maar
dit wist ik wel. Op internet zag ik beelden van uitzinnige supporters die
begonnen waren de stad af te breken. Ik woon in Amsterdam. Ik besloot niet met
de auto te gaan maar de trein te nemen.

Toen ik in Rotterdam Centraal uit de trein stapte, hoorde ik
de eerste kreten. Een groep mannen zong een Feyenoordlied. Het galmde over de
perrons. Ik liep naar buiten. Op het stationsplein stonden veel politieagenten.
Er stonden meer politieagenten dan andere mensen. Aan de rand van het plein stonden
rijen politiebusjes en voertuigen van de ME. Ik zag een transparant voertuig,
gepantserde voertuigen, een soort tank, voertuigen met waterkanonnen erop. Ik wist
niet dat er zoveel ME-voertuigen bestonden. Mensen van de politie en ME zaten
rustig in de voertuigen te praten. Dit is handhaving, dacht ik. Hun aanwezigheid
was genoeg om het vooralsnog niet uit de hand te laten lopen. Ik liep langs de
voertuigen in de richting van de Witte de Withstraat. Het was alsof ik door
oorlogsgebied liep.

Bij het Schouwburgplein stond de volgende kolonne. Dronken
mannen in Feyenoordshirtjes stonden een beetje machteloos naast de voertuigen. Ze
dronken bier uit enorme plastic bekers. Ze schopten een leeg waterflesje in het
rond. Het waterflesje vloog onder een ME-voertuig. De mannen lachten. Er gebeurde
niks.

Bij het Eendrachtsplein stonden verkeersregellaars op straat.
Auto’s toeterden. Een groep mannen op een vluchtheuvel zong een lied dat uit één
woord bestond: hondenlul. Het was niet duidelijk tegen wie dit lied was gericht.
Mannen in Feyenoordshirtjes maakten seksuele toespelingen naar passerende vrouwen.
De meeste van die vrouwen droegen ook Feyenoordshirtjes. Drie motorrijders lieten
hun motors zo hard mogelijk knallen. Een politiebusje reed erachteraan. Ik zag
een man staan kotsen op de stoep. Heel veel mannen stonden te pissen tegen de
gebouwen.

Ik moest omlopen vanwege een blokkade in de Witte de
Withstraat. Een man gooide een volle beker bier in het openstaande raam van een
voorbij rijdende auto. Er volgde gejuich. Een jongen vroeg me om een sigaret. Een
andere jongen vroeg me om vijf euro. Een andere jongen riep over straat dat hij
zijn onderbroek was verloren en dat hij moest poepen. Iemand antwoordde dat
zijn onderbroek in de Maas lag. Ik stelde me voor hoe die onderbroek door de Maas dreef, de stad uit, de onmetelijke zee in.

Voor het theater was het opeens rustig. Binnen stonden mensen
met gekleurde drankjes in de hand. Niemand droeg een Feyenoordshirt. Een knappe
jongen met een snor gaf mij mijn kaartje. Er stonden per ongeluk twee kaartjes
op mijn naam gereserveerd. Ik gaf er een terug. De jongen zei: Hou maar, misschien
kan je buiten nog iemand overhalen om naast je te zitten. Ik zei: Die vieren
geloof ik hun eigen feestje. Hij zei: Ja, die wil je ook niet naast je hebben
zitten. Daarop had ik geen antwoord.

Een uur later stond ik weer buiten. Op straat was niks veranderd.
Het was een mooie avond. Onderweg naar het station kocht ik een mango-banaan-limoensmoothie.
Die dronk ik op in de trein.

15 mei 2017