We gingen naar het park. Ik liep achter de buggy. Het park
lag er opgeruimd en groen en warm bij. Het terrasje was gesloten, want het was
maandag. Er liepen kinderen en mensen die hun hond uitlieten en oudere jongens speelden
met een frisbee. Mijn zoon sliep in de buggy. Ik ging op een bankje
zitten
en
zette de buggy naast me, zodat ik er af en toe in kon kijken. Ik probeerde wat
te schrijven op mijn telefoon. Toen ik na een tijdje opkeek, zaten er twee
konijnen voor me.
Een meisje op een fietsje zonder zijwielen, dat ik al enkele
keren voorbij had zien komen, stapte af en groette me. Ze liet me haar fiets
zien en vroeg of ik wilde kijken terwijl ze wegfietste. Ik complimenteerde haar
met haar fiets. Toen ik de andere kant op keek, riep ze: ‘Kijk dan.’ Ik keek
haar na, terwijl ze wegfietste. Ze keek niet terug.
Mijn zoon werd wakker. Ik wilde nog niet naar huis. Op het
grasveld zaten veel mensen. Wij gingen ook op het grasveld zitten. Mijn zoon
wilde niet in het gras zitten. Ik legde mijn vest op het gras. De grond bleek
nog een beetje vochtig. Op mijn knieën waren twee natte plekken ontstaan. Ik maakte
de slaapzak uit de buggy los en spreidde die ook uit over de grond. Mijn zoon
at een onbelegde cracker. Ik dronk af en toe wat water uit zijn drinkfles, als
hij niet keek. Mijn zoon keek gefascineerd naar de jongens die een frisbee
overgooiden. Daarna keek hij naar een moeder en dochter die een voetbal heen en
weer trapten. Soms stak hij zijn hand de lucht in. Het leek op juichen.
Verderop in het gras zaten een man en een vrouw. De man kende ik, die woonde vlak bij ons in de buurt. Ik had hem wel eens in
vrouwenkleren door de straat zien lopen. Nu had hij geen vrouwenkleren aan. De vrouw had ik nog nooit gezien. Ze praatten en keken op hun telefoons.
Er kwamen nieuwe mensen het grasveld op. Het was een hele
familie met fietsen en boodschappentassen vol picknickleedjes en eten en drinken. Ze
waren goed voorbereid op een middag in het park. Voorbereiden was niet mijn sterkste
punt. De familie ging ver genoeg bij ons vandaan zitten, zodat we ze niet
konden horen. Zij konden ons ook niet horen. Maar wij hadden ook geen behoefte
om veel te praten.