Ik reed verkeerd en belandde in een lang lintdorp in Noord-Holland genaamd Graft. De Hoofdstraat was precies breed genoeg voor een auto. Maar het verkeer kon twee richtingen op. Dus soms stond ik stil tegenover een tegenligger en moest een van ons achteruit tot een inrit of zijstraat waar we konden passeren. Ook stonden er overal auto’s geparkeerd. Ik schampte twee buitenspiegels met mijn eigen buitenspiegel. In mijn achteruitkijkspiegel zag ik een touringcar mij naderen. Hoe die zich door dit dorp wurmde, wist ik niet. Mijn handen waren bezweet. Ik werd bevangen door een hevige verkeersclaustrofobie. Ik ben een snelwegrijder. Dorpjes trek ik niet.
Toen ik eindelijk bevrijd was, gaf ik extra gas op de dijken. Ik stopte bij een gemaal, waar ik een theatervoorstelling zag. Terug naar huis nam ik de snelweg. Er was een ongeluk gebeurd bij een afrit. Het was nog maar net gebeurd, want over meerdere rijstroken lagen auto-onderdelen. In de berm stonden een paar mensen. Ze lachten. Ze zullen opgelucht zijn geweest. Het kan altijd erger.