Tram

Het regende dus ik ging met de tram. Tegenover me zat een jongen in een groen, slobberig vest. Hij stonk. Tussen zijn middelvinger en wijsvinger hing een onaangestoken joint. Ik vroeg me af of het hem rustig maakte om een joint continu in de aanslag te hebben. Ik draaide mijn ov-chipkaart rond in mijn hand. De jongen keek opgewekt naar mensen die de tram inkwamen. Hij keek mij ook steeds aan. Ik staarde naar buiten. Een scooter slipte in de bocht en de bestuurder viel eraf en de scooter gleed een stukje over de De Clercqstraat en kwam tot stilstand tegen een verkeersbord. Mensen stapten van hun fiets. Toen kon ik het niet meer zien. De jongen met de joint zat me glimlachend aan te kijken. ‘Hé man,’ zei hij. ‘Weet jij of we al bij De Dam zijn?’ Ik zei dat hij de volgende halte moest hebben. Hij knikte en zei dat hij het begreep. Bij De Dam verliet ik ook de tram, maar bij een andere uitgang dan de jongen. 

15 februari 2014