We waren op vakantie in Overijssel. Op OV-fietsen reden we
een fietsroute die ze bij de hotelreceptie hadden liggen. We fietsten Drenthe
in. Bij Havelte zag ik een hunebed en vlak daarna nog een. Het waren de eerste
twee hunebedden die ik ooit had gezien. Twee stapels grote stenen waren het.
Dat zei ik ook. Kijk, twee stapels met grote stenen! Ik had gelijk spijt van deze
grappig bedoelde opmerking. We stapten af en bekeken de stenen van dichtbij. Ik
maakte foto’s. Ik las een informatiebord. Ik las over de Nieuwe Steentijd en de
Trechterbekercultuur. Hunebedden waren grafmonumenten. Ik wist dat niet. Of niet
meer, daar wilde ik vanaf zijn. Hadden ze ons op de basisschool niks geleerd
over de hunebedden? Ik wist het niet meer. Er waren veel wespen. Een man rende
gillend om een van hunebedden heen, terwijl hij werd achtervolgd door een wesp.
Ik dacht even aan de basisschool, probeerde namen van klasgenootjes te
herinneren. We gingen in de schaduw onder een boom zitten en ik at een appel. Mensen lieten hun kinderen
op de stenen klimmen en er overheen lopen. Het leek me getuigen van weinig
respect, maar ik zei er niks van. Ons kind was nu bij zijn opa en oma. Ik keek
op mijn telefoon of er misschien een berichtje of een foto was binnengekomen. De
stenen lagen hier al een tijdje. Ze zouden hier ook nog wel een tijdje blijven
liggen.