Ik keek uit het raam. Aan de overkant van de straat waren vier mannen bezig met het aanplanten van een perkje. De mannen droegen oranje hesjes. Een van hen droeg zijn haar in een staartje, een ander was grotendeels kaal. In het gras hadden ze een met aarde bedekt vierkant vrijgemaakt en aangeharkt. Een voor een haalden ze de witte plantjes uit de grote laadbak die ze bij zich hadden. Volgens mij waren het viooltjes. De
viooltjes
werden in nette, rechte rijen aangeplant.
De mannen bewogen traag. Als er een ambulance of politieauto met gillende sirenes voorbijkwam, keken ze die na totdat hij uit het zicht verdwenen was.
Het perkje lag vlak naast een monument, waar ieder jaar op 4 mei doden herdacht worden. Het was al weer bijna 4 mei. Dan zou het perkje op zijn mooist zijn. Vier mannen waren er de hele dag mee bezig. Dat zag ik vanachter mijn raam.