Nota

We gingen naar de notaris. Het notariskantoor was in Zuid, in een zijstraat van de Beethovenstraat, dus we gingen op de fiets. We hadden de afspraak met de notaris een uur vervroegd, dus we fietsten hard door om op tijd te komen. We waren precies op tijd in het notariskantoor. De notaris liet op zich wachten. In de wachtruimte stond een rek met folders van allemaal goede doelen. Ik keek naar buiten. Het gebouw, waarin naast het notariskantoor ook een of ander bedrijf zat, had de vorm van een O. In het midden lag een vijver. Er zaten geen planten of vissen in de vijver, voor zover ik kon zien. Alles aan het gebouw was saai en functioneel. De notaris kwam in de wachtruimte staan en zei onze namen. De notaris was een vrouw van middelbare leeftijd. Ze nam onze jassen aan. We liepen door een lange functioneel ingerichte gang naar een kantoor met een grote tafel. Een assistent werd opgedragen twee glazen water te halen. We hoefden geen koffie of thee. De notaris dronk niks. We zaten in een kantoor dat zich aan de buitenkant van de O bevond, dus als ik naar buiten keek zag ik de straat, niet de vijver. De notaris maakte een paar grapjes. Daarna las ze de notariële stukken voor. Een uur later was de notaris klaar met voorlezen en hadden we alles ondertekend. Ze feliciteerde ons en legde de nota voor ons op tafel. Ik wilde iets zeggen, iets grappigs misschien, of een beetje officieel, om het moment te benadrukken, maar ik wist niet wat, dus ik zei niks. Toen gingen we weg.

5 mei 2015