Ik ging wandelen met mijn zoon en nam mijn stempas voor de zekerheid
mee. Na vijf minuten kwamen we langs het bejaardentehuis. Er hingen posters op
de ramen. Er stond een bord voor de deur. In het gebouw was een stemlokaal. Ik
maakte een afweging en we gingen het bejaardentehuis in. Om in het stemlokaal te
komen moesten we een trapje op. Ik wilde mijn zoon in zijn kinderwagen parkeren
bij de receptie, zodat ik snel kon stemmen. Er was toch niemand in het
stemlokaal, op drie vrijwilligers na. Dat had ik al gezien. De vrouw bij de
receptie wees naar een lift. We namen de lift. De lift was vreselijk traag. Een
oudere man in de lift zei met een harde stem dat mijn zoon nog veel te jong was
om te stemmen. Hij lachte om zijn eigen grap. Ik pakte alvast mijn rijbewijs.
De drie vrijwilligers in het stemlokaal keken ons aan. Er werd even gezocht in
uitgeprinte lijsten. Ik mocht stemmen. Ik stemde ja. Mijn zoon riep nee, op precies hetzelfde moment. Dat was maar een fase, hadden ze tegen ons gezegd. Ik negeerde zijn nee. We
gingen terug naar de lift. Die moest vanaf deze plek geactiveerd worden met een pasje. De dame van
de receptie kwam via het trapje omhoog om me te helpen. In de lift stonden drie
bejaarde vrouwen die al een tijdje op en neer gingen. Ze wilden gaan stemmen. Ze waren de weg
kwijt.