Loft

Ik liep naar de tramhalte, in mijn handen een grote doos met
daarin een nieuwe televisie. De tramhalte was leeg. Tram net gemist dus. Een
groepje jongens, toeristen, kwam naast me staan. De jongens waren slungelig en moe
en waarschijnlijk stoned. Een van hen draaide zich naar me toe en vroeg: Do you
know Loft? Where is it?

Ik vroeg wat Loft was.

It is a coffeeshop, zei de jongen.

Ik zei: no, sorry. Zonder verder nog iets te zeggen, draaide
hij zich terug naar zijn vrienden.

Toen kwamen een jongetje van een jaar of zes en zijn oma
bij de tramhalte. Het jongetje

vroeg aan zijn oma of hij iets mocht vragen. Dat mocht.
Twee vragen waren het eigenlijk. Oma knikte. Het

jongetje

draalde even en vroeg
toen of zijn oma straks met hem wilde voetballen op de Playstation. Oma
glimlachte even en zei toen ja, omdat ze het niet over haar hart kon verkrijgen
om nee te zeggen. Ze informeerde naar de tweede vraag.

Durf je het aan, riep het jongetje, terwijl hij de mimiek van een
of ander tekenfilmfiguur nadeed.

De oma lachte vriendelijk. Het was een lieve oma. Tram 13
kwam en de buitenlandse jongens op weg naar Loft stapten weifelend en gedesoriënteerd
in.

In de verte verscheen tram 14 en nog voordat hij het had
kunnen zien, zei het

jongetje

tegen zijn oma: Dit is nummer 9720.

Toen de tram voor ons stopte, zag ik op het rijtuig een
uniek nummer staan en dat nummer was 9720. Het  jongetje

maakte een sprongetje in
de lucht omdat hij het goed had. Zijn oma vroeg hoe hij dat toch allemaal wist.
We stapten in. Ik klemde de televisie tussen mijn benen. Onderweg zag ik uit
het raampje coffeeshop Loft liggen, op een plek waar ik al honderden keren in mijn leven langsgekomen ben.

11 februari 2016