Kettingslot

Ik moest naar de thuiszorgwinkel aan de Bilderdijkstraat. Het begon te regenen. Volgens Buienradar zou het niet langer dan een uur duren. Ik wachtte voor het raam en zag een fietser onderuit gaan op het kruispunt. Ik at een appel. Toen ik naar de thuiszorgwinkel fietste, brak de zon door. Het natte wegdek glinsterde.

Ik kwam klossen voor onder het bed halen, maar het meisje van de thuiszorgwinkel gaf me ook een ruggensteun en een douchekruk mee. ‘Dat vind je vrouw vast fijn,’ zei ze opgewekt, terwijl ik het huurcontractje ondertekende. Buiten stond ik te hannesen met alle spullen. Ik kon niks in mijn fietstassen doen, want die waren van onderen helemaal opengescheurd. Onder mijn snelbinders bewaarde ik al mijn kettingslot. Ik liep terug naar huis met de fiets aan mijn hand en de spullen op het stuur.

’s Avonds moest ik naar een theater in de Nes. Het regende niet. Ik liep naar mijn fiets en zag dat hij uit het rek was gehaald en er aan de zijkant tegenaan gesmeten. Er ontbrak aan het stuur een plastic plaatje met de merknaam en een spatbord was helemaal krom. Toen ik over de Dam fietste, begon er iets te ratelen bij het voorwiel.

Ik zag een voorstelling. Er werd veel gelachen om de drie actrices. Ik probeerde een hoestbui in te houden. Ik dacht dat ik verkouden werd. Op de terugweg regende het en ik verloor mijn kettingslot op de Raadhuisstraat. Ik keerde om. Een blonde jongen was de straat opgelopen en raapte mijn kettingslot op. Zijn vrienden stonden hem vanaf de stoep aan te kijken. De jongen overhandigde glunderend mijn kettingslot. Ik bedankte. Zijn Engels had een Scandinavisch accent.

24 maart 2014