Er was een hond doodgegaan. Ik vertelde mijn zoon toen hij in bad zat dat er een hond was doodgegaan. Ik kende die hond wel, ik had hem althans een paar keer gezien, maar mijn zoon kende hem niet. De afstand leek me groot genoeg. Op een gegeven moment moet je ze ook het slechte nieuws gaan vertellen. En de juffrouw had hen vorige week op school kennelijk al verteld wat het Coronavirus is. Dus dit moest dan ook wel kunnen.
Hij vond het zielig. Het was ook zielig.
Hoe oud was die? wilde hij weten.
Zestien, verzon ik. Dat leek me oud genoeg voor een hond. Ik weet eigenlijk niks van honden.
Nu vond mijn zoon het nog zieliger. Het was nog maar een kind, zei hij.
Nee, nee, het gaat over een hond, zei ik. Geen mens, maar een hond. Honden worden meestal niet ouder dan zestien. Ongeveer, denk ik. Ik begon de controle over dit gespreksonderwerp te verliezen, voelde ik.
Hoe oud kunnen mensen worden? vroeg hij
Tachtig, nee, honderd, zei ik.
Fout, papa, honderdtweeëntwintig.
Nou, dat weet ik niet.
Kijk maar op je telefoon.
Ik vond dat de oudste mens ter wereld Jeanne Calment heette en uit Frankrijk kwam. Ze was geboren in 1875 en overleed in 1997 en was toen 122 jaar oud. Ik las ook dat er enige twijfel bestond over haar geboortedatum, maar dat zei ik niet. Ik gaf hem gelijk.
Dat had mama al opgezocht, zei hij triomfantelijk.
De oudste man ter wereld werd maar honderddertien jaar, meldde ik er ongevraagd bij, om het een en ander voor hem in een accurater perspectief te plaatsen.
Toen vroeg hij: Hoe oud is het oudste kind op de wereld?
Ik wist even niet wat ik moest zeggen. Zeventien, leek me het juiste antwoord.
Wow, zei hij, dat is jong. En dat is het ook.