Gisteren verkocht ik mijn racefiets. Het ging heel makkelijk. Veel makkelijker dan ik had verwacht. Te makkelijk.
Een jonge vrouw had gereageerd op mijn advertentie op Marktplaats. De vraagprijs van € 275 was prima. Ze wilde meteen langskomen om te kijken of de maat goed was. Mijn racefiets had maat 57. We vergeleken alvast onze maten.
We bleken precies even lang te zijn.
Ik heb een grote binnenbeenlengte voor een vrouw, zei ze.
Uitstekend, zei ik.
Ze kwam met haar vriend. Ik had de fiets van te voren schoongemaakt en gesmeerd. Ik had me voorgenomen om niet te gaan doen alsof ik verstand had van racefietsen. Ik zei: Dit is hem, de ultieme beginnersracefiets.
Ze reed er een stukje op en alles leek in orde.
Ik legde uit hoe je moet schakelen, dat de banden nog maar weinig profiel hebben en aan vervanging toe zijn, hoe de klikpedalen werken, waar de remmen zitten. Het klonk alsof ik er verstand van had.
Het was mooi weer: niet te warm, niet te koud, uitstekend fietsweer. Ik kreeg na jaren weer zin om een rondje te fietsen.
Ze zei: Laten we het maar doen. Het is een goede beginnersracefiets. En als ik fietsen toch niks blijk te vinden, dan verkoop ik hem weer. Ja, toch?
Ik zei: Natuurlijk! Ik kreeg veel reacties op de advertentie. Misschien maak je er zelfs nog winst op.
Ik dacht: Misschien koop ik hem dan wel weer terug.