Gezin

We hadden onze zoon weggebracht naar opa en oma. We reden terug naar Amsterdam. We voelden ons schuldig en vrij en hadden geen idee wat we nu gingen doen. Irene keek op haar telefoon en zei dat er verderop op de A1 tien kilometer file stond. Stilstaand verkeer, zei ze. Vertraging van zestien minuten. Ik nam de eerste afslag. We reden door Baarn. De navigatie probeerde met veel moeite een nieuwe route naar huis te berekenen. De straten van Baarn deden me denken aan het dorp waar ik ben opgegroeid. De huizen, de bomen en de speeltuintjes, het leek allemaal zo bekend. Ik was nog nooit in mijn leven in Baarn geweest. De benzine in Baarn was erg goedkoop. We reden over Utrecht naar Amsterdam. Ik reed om en we kochten lekkere broodjes bij de bakker. We gingen op het balkon zitten met de lekkere broodjes. We hadden nog steeds geen idee wat we gingen doen. Op de Erasmusgracht vaarden bootjes voorbij. In de bootjes zaten jongens en meisjes en soms een gezin. 

6 juni 2016