Hij droeg een platte televisie onder zijn arm en kwam hardop
pratend de trein in. Amigo´s! riep hij naar de andere reizigers. Hij kwam naast
mij zitten en haalde een halve liter bier uit zijn tas. Hij zat met zijn
telefoon te hannesen. De camera ging steeds aan en uit, hij bekeek zichzelf op
het scherm en stuurde emoji’s en foto’s van zichzelf naar allerlei mensen. Zijn
hoofd bewoog de hele tijd alle kanten op, zijn stem was rauw, alsof hij al de
hele dag in zichzelf aan het praten was. Wat waarschijnlijk ook zo was.
Hij liet de conducteur drie keer vragen naar zijn vervoersbewijs.
Dat was niet geldig. De conducteur vertelde kalm dat hij het kaartje zou
inhouden, want theoretisch, zo zei hij dat, was het nu mogelijk om meerdere
keren te reizen met hetzelfde kaartje en dat kon hij natuurlijk niet
goedkeuren. Is goed, amigo, zei hij, geen idee hoe dat allemaal werkt met die
poortjes van jullie.
Hij vertelde me dat hij net in Wormer woonde en nu terugging naar het ouderlijk huis. Hij had vorige week een woning toegewezen gekregen
met vier kamers. Zijn vriendin zou dit weekend bij hem intrekken. Nu woonde ze
nog in Mechelen. Hij had haar daar ontmoet in een café. Twee maanden geleden. Ja,
waarom zou je het niet doen, als het goed voelt, snap je?
Ze neemt de kleine ook mee, zei hij. 15 maanden. Dus nu ben
ik dat kamertje aan het maken. Wat denk je? Zal ik het blauw verven? Vindt ze vast mooi. Ja, het is een jongen natuurlijk.
Ze praat plat Vlaams. In het begin kon ik haar totaal niet
verstaan, maar het gaat steeds beter. Als ze hier is zal ze gewoon Nederlands
moeten praten. Dus dat komt wel goed.
In Haarlem stapten we allebei uit. Hij zette zijn televisie
op het perron en gaf me een hand en bedankte me voor het gesprek.
Ik stelde me voor dat hij Davy heette. Davy, zo heette mijn
oude buurjongen. Davy was een paar jaar jonger dan ik en had ADHD. Zijn vader
was een alcoholist en een verslaafde en inmiddels dood. Hoe zou het nu met Davy
zijn?