Ik zag een Toyota Aygo frontaal botsen op een Volkswagen
Polo en hield een moment op met fietsen. Ik twijfelde of ik zou afstappen. Er waren
genoeg andere omstanders. Toen kwamen allebei de bestuurders uit hun auto’s en
gingen naar de schade staan kijken. De Toyota had veel schade, van de
Volkswagen was de kentekenplaat eraf gevallen. Ik fietste door. De automerken
had ik meteen herkend, de laatste tijd lette ik op auto’s en hun merken. Een
paar dagen eerder had ik mijn eerste auto had gekocht. Een vriend reed me in
zijn Citroën C2 naar Purmerend. Daar probeerde ik de Fiat Punto. Ik probeerde de
Kia Picanto. De Fiat Panda probeerde ik niet, die vond ik te lelijk. Ten slotte
probeerde ik de Skoda Fabia, de duurste van de vier. Uiteraard reed de duurste
het lekkerst. We probeerden over de prijs te onderhandelen. De autoverkoper zei
dat de tijden van handjeklap voorbij waren. Toen haalde hij tweehonderd euro
van de prijs af. Ik deed alsof ik twijfelde en kocht toen de auto. Een goede
keus, vond de autoverkoper. Skoda’s komen uit de fabriek van Volkswagen. Dat gaf
mij een goed gevoel.