Antwerpen

Ik was in Antwerpen. Ik verbleef in het Ibis Hotel. Ze hadden daar een bar die 24 uur per dag open was. ‘s Avonds bestelde ik een biertje. Het biertje moest meteen afgerekend worden, omdat mijn kamer al betaald was. De barman keek me aan met een blik die medelijden moest veinzen. Gasten van het hotel kwamen naar beneden, bestelden drankjes in de bar en liepen zonder te betalen met de drankjes terug naar boven. Ik stuurde een berichtje naar huis: ‘Zit in de hotelbar. 24/7 open. Interview ging goed.’ Ik zat in een bank voor het raam en keek naar buiten.

De volgende morgen liep ik door de binnenstad. Ik keek naar dingen in de Fnac. Ik kreeg honger. Achter de kathedraal was een lunchtentje. Ik bestelde een kop koffie en een chocoladecroissant bij een man achter een balie. Ik vroeg of ik kon pinnen. De man knikte naar een pinapparaat. Mijn pinpas werd niet geaccepteerd. De tweede keer ook niet. Ik had geen contant geld. De dichtstbijzijnde pinautomaat was een paar straten verderop. Ik vroeg of ik eerst mijn koffie mocht opdrinken. De man knikte en liep terug naar achteren. Ik ging aan een van de lege tafeltjes zitten. Aan de wand hing een enorme flatscreentelevisie waarop National Geographic aanstond met het geluid uit. Ik keek naar Amerikanen die op grote shovels reden en boomstammen verplaatsten. Mijn jas hield ik aan.

Toen de koffie en de chocoladecroissant op waren, liep ik naar de pinautomaat, een paar straten verderop. Ik moest een deur openmaken met mijn pasje. De man achter de balie in het lunchtentje knikte, toen ik hem het geld gaf. ‘Bedankt voor het vertrouwen,’ zei ik, harder dan nodig was, omdat ik me irriteerde aan de man en omdat ik vond dat hij wel wat dankbaarder kon zijn. Hij was al naar achteren gelopen. Onderweg naar het station zag ik twee bedelende vrouwen op de stoep zitten.  Ik had mijn jas helemaal dichtgeknoopt. Het was koud geworden. 

28 januari 2014