Altijd geluk

Sommige mensen hebben altijd geluk. Dat zei mijn vader altijd.

Een keer vond ik een rijksdaalder op de stoep. Ik herinner het me nog goed, het was een van de eerste keren dat ik alleen met de fiets naar school mocht. Van mijn moeder moest ik over de stoepen fietsen en niet de weg op gaan. Aan de voet van de watertoren zag ik iets blinken in de zon. Het was een rijksdaalder. Twee gulden vijftig was zakgeld voor meer dan twee weken. Ik keek om me heen. Niemand kwam aanlopen om een verloren rijksdaalder op te halen.

Ik stopte de rijksdaalder in mijn jaszak. Ernaast lag een balpen. Ik kraste ermee op mijn hand. Hij deed het nog. Die stopte ik ook in mijn jaszak. Die kon nog wel eens van pas komen. Ik voelde me rijk. Dat gevoel, wat de rest van de dag aanhield, was zo levendig en de reden dat ik me dit nog herinner. ‘s Middags wist ik niet hoe snel ik naar huis moest fietsen. Ik botste bijna tegen een auto die opeens uit een oprit tevoorschijn kwam. Mijn vader was in de achtertuin een videorecorder aan het slopen. Kijk, zei ik. Een rijksdaalder.

Sommige mensen hebben altijd geluk, zei mijn vader. Hij keek er misprijzend bij. Ik liep snel naar boven. De rest van de middag speelde ik op mijn kamer met mijn rijksdaalder. Ik had inderdaad geluk.

Mijn vader zei dit niet alleen als mensen bij toeval iets gunstigs overkwam. Ook als ze gewoon iets meer hadden dan mijn vader, kon hij het uitroepen. Mijn tante had een keer haar badkamer opnieuw laten inrichten met een ligbad, douche en maar liefst twee wastafels. Wij waren gaan kijken, mijn ouders bewonderden de nieuwe badkamer, maar in de auto terug naar huis zei mijn vader dat hij het protserig vond. Sommige mensen hebben altijd geluk, zei hij. Hij zei dit vaak.

Toen ik ouder werd begreep ik dat hij eigenlijk bedoelde dat hij zelf nooit geluk had.

Wel het intellect, zei hij, niet de mogelijkheden. Wanneer mijn vader precies de hoop had opgegeven weet ik niet, maar het moet al vroeg in zijn leven zijn geweest. Misschien wel rond mijn geboorte.

Mijn vader was niet gek. Hij was vaak de verkeerde man op de verkeerde plek. Ik ging vroeger met hem mee naar het gemeentehuis, waar hij moest verschijnen voor zijn bijstandsuitkering. Er waren loketten. We moesten in de rij staan. Hij was zenuwachtig en ik had het idee dat we iets belangrijks aan het doen waren. Na afloop was hij altijd boos. Ze denken dat ik net zo ben als al die nietsnutten, zei hij dan.

Ik begreep mijn vaders boosheid niet. Toen hij televisiemonteur was, nam hij me mee naar klanten, waar hij kapotte televisies of videorecorders ging ophalen of terugbrengen. Vaak gaven die mensen me een snoepje. Soms kwamen we zelfs helemaal in Breda. We reden dan over de snelweg in een mijn vaders autootje vol televisieonderdelen. De snelweg vond ik prachtig. Mijn vader klaagde onderweg over de domheid van zijn klanten, die nog geen schroef in een televisiekast konden vinden.

Hij ging er steevast van uit dat het leven altijd tegenzit en deed er alles aan om die overtuiging vast te houden. We gingen samen naar de vuilnisbelt, waar mijn vader onderdelen uit kapotte televisies en videorecorders sloopte en mee naar huis nam. Soms vonden we daar ook stoelen en stukken hout die volgens mijn vader nog prima in orde waren. Van dat hout timmerde hij een kast voor in de schuur. Ik vond dat indrukwekkend. Ik kende geen andere vader die zoiets deed.

Ik weet niet of het door zijn aanhoudende opmerkingen is gekomen, maar ik ben er in de loop van de jaren van overtuigd geraakt dat ik zo iemand ben die altijd geluk heeft. Dat heb ik van hem geleerd. Als je iets maar vaak genoeg zegt, wordt het vanzelf waar. Ik zeg het niet hardop, maar in mijn hoofd: ik heb altijd geluk. Ik vind zomaar geld op straat. Ik vind een pen die werkt. Ik heb nog nooit in mijn leven behoefte gehad aan twee wastafels. Ik ben nog nooit opgepakt. Goed, soms doet het pijn om alleen te zijn, maar die pijn gaat altijd weer over. Ik weet in wezen niet eens wat pijn is. Jij bent de meest mindfulle persoon die ik ooit heb gezien, zei een maatschappelijk werker ooit tegen mij. Ik weet nog steeds niet precies wat dat betekent, maar ik weet wel dit: toen mijn moeder doodging, was ik er op tijd bij om haar hand vast te houden en niet mijn vader.

15 december 2022