Vader

Op de vensterbank in ons huis staat een foto van mijn vader. Hij is op die foto 20 jaar. Young and angry ziet hij eruit. Later zag hij er alleen nog maar angry uit. Met zijn lange donkere krullen en gekleed in een zwart, fluwelen pak – het was op het huwelijk van zijn zus – zag hij er op zijn twintigste beter uit dan misschien wel ooit in zijn leven. Mijn moeder had hij net leren kennen. Het is niet moeilijk om te zien waarom ze op hem viel.

Mijn vader beschreef die tijd als misschien wel de gelukkigste periode in zijn leven, hoewel ik vermoed dat hij dat ‘misschien’ alleen zei om ons niet te al te zeer te kwetsen. Hij had net zijn militaire dienst in Hattem overleefd: 18 maanden die hem een rijke voorraad aan sterke verhalen opleverde, genoeg voor de rest van zijn leven.

Zijn rijbewijs was in the pocket. Samen met zijn broer Ad had hij zijn eerste auto gekocht. Een Autobianchi voor 300 gulden. De auto had wat aanrijdingsschade, maar verder was hij nog prima in orde. Het voorspatbord was verdwenen, dat was het voornaamste probleem. Een lange en avontuurlijke tocht leidde mijn vader en zijn broer langs allerlei garages, vrienden en collega’s en uiteindelijk tot in de buitenwijken van Rotterdam, waar een kennis nog een sloper kende met een voorspatbord voor een Autobianchi. Hij zette het ding er zelf op en spoot het in min of meer dezelfde kleur.

Hij haalde mijn moeder in zijn nieuwe auto op van haar werk in Breda. Ze reden voor het eerst zelf over de snelweg naar Zevenbergschenhoek. Ze dachten niet aan vroeger, toen het moeilijk was, en niet aan later, wanneer het moeilijk zou worden. Ze dachten: we kunnen nu overal naar toe. Het was het einde van de zomer, 1973.

7 april 2021