Tijdens de vakantie in Zuid-Limburg keken we ‘s avonds tv. De platte televisie in het huisje was zo groot als de monitor van mijn computer thuis. Misschien was het eigenlijk ook een computermonitor.
Er waren andere zenders dan thuis, veel Duitse zenders. Ik versta geen Duits en bovendien zagen de programma’s er saai uit. Op TV Limburg liep een vrouw met een harde stem door een pretpark. Op opgewonden toon vroeg ze aan kinderen of ze het naar hun zin hadden. Ze gleed luidruchtig van een glijbaan. Het programma heette Thuis in Limburg. Het was niet bedoeld voor kinderen. Voor wie het wel bedoeld was, bleef onduidelijk. Het pretpark dat getoond werd, heette Klein Zwitserland. Dat vond ik een ongepast exotische naam. Waarom Zwitserland?
Daarna keken we een kookprogramma. Daarna begon Thuis in Limburg opnieuw. We zagen dezelfde aflevering vanaf het begin. Daarna zagen we nog een keer hetzelfde kookprogramma. Toen de loop voor de tweede keer begon, zette ik de televisie uit.
Ik dacht na over Zwitserland. Ik was daar ooit vijf dagen geweest, als onderdeel van een Interrailreis. Wat ik me herinnerde van Zwitserland: een fietstocht om het meer van Genève, het museum voor art brut in Lauseanne, zwaar bewapende agenten overal en een moment van vertwijfeling in Bern. Zwitserland was nu al meer dan tien jaar geleden, realiseerde ik me. Tv kijken deed ik daar niet.