Ik was eerlijk gezegd vergeten dat ze bestonden. Ik was er altijd van uitgegaan dat ze niet in de stad kwamen, maar sinds mijn zoon kan lopen en praten, weet ik dat ik gewoon niet goed heb opgelet. Tractoren bestaan. En ze zijn met velen, ook in de grote stad. Je moet er wel oog voor hebben. Fabian heeft dat. Kijk papa, een tractor. Regelmatig hoor ik dit zinnetje. Als we samen in de auto door de stad rijden en er eentje voorbij kachelt, of lopend, op weg naar de speeltuin, als we een bouwput passeren, waar ze kennelijk ook nodig zijn, of thuis als hij voor het raam is gaan zitten en de mannen van de plantsoenendienst arriveren in hun tractoren met aanhangers vol machines om de bosjes te onderhouden en het gras en de kanten van de gracht te maaien. Op een keer zagen we zelfs een oldtimer rijden, zo’n knalrode tractor met het stuur aan een heel lange stang. De man erop leek me een verzamelaar.
Vroeger zag ik ook tractoren. Ik ben opgegroeid in een dorp. Daar reden ze opzichtig door de straten. De aanblik van zo’n sputterend, rokend en stinkend landbouwwerktuig vervulde me altijd met enige walging, aangezien het de rijdende bevestiging was van het feit dat mijn leven zich afspeelde binnen een beperkte radius van straten met laagbouw, groen en allemaal dezelfde mensen. Toch tekens van een minderwaardig bestaan, dacht ik. Nee, in de grote stad, daar gebeurde het, als ik de televisie mocht geloven. En dat deed ik in die tijd fanatiek. Wat moest ik anders?
Nu ik ze weer regelmatig zie rijden, geven de tractoren me een heel ander gevoel. Of het een beter gevoel is, weet ik niet, het is in ieder geval een stap verder dan walging. De tractoren doen me uiteraard denken aan vroeger, aan de met terugwerkende kracht steeds onbekommerdere tijd van mijn jeugd, maar nostalgie is niet wat ik bedoel. ’s Zomers trekken de tractoren onverstoorbaar, want zo zijn ze, een spoor van aarde door de oververhitte straten langs ons huis en ik vraag me af wat ik zou vinden, als ik dat spoor helemaal terug zou volgen naar waar ze vandaan komen. Ik vermoed dat ik dan iets aantref dat ik al lang verloren ben: het gevoel omringd te zijn met dat waaruit ik zelf vandaan kom. Niet dat ik iets mis. Ik heb me al enige tijd verzoend met het idee dat alles verandert. Dat is óók de natuur.
Tractoren hebben iets dierlijks, heb ik gemerkt. Fabian kijkt vaak naar de film Cars op Netflix. Daarin zit een scène met tractoren die op het land staan te grazen als koeien. Ze loeien zelfs. Daar moet hij hard om lachen. Mijn zoon groeit niet op in een dorp, maar in een stad, op een plek waar de kwaliteit van de lucht en leven anders is. Ik zal nooit weten hoe het is om op te groeien in een stad. Ik kan alleen maar met mijn zoon kijken naar de tractoren die hier door de straat rijden met hun koplampen als koeienogen. En dan, net als hij, lachen.