Tentje

Ik
fietste langs een wit tentje van de politie. Eromheen stonden allemaal politieauto’s
en het fietspad achter het centraal station was afgezet, dus ik moest even de
stoep op. Ik was onderweg naar huis. Het was zeven uur geweest. Ik kwam van een afscheidsfeestje
van een collega. Er waren chips en toastjes en bier en wijn en ik had genoeg
van alles genomen, zodat ik geen honger meer had. Ik hoefde vandaag niet meer
te eten. Het regende. Het was donker buiten. De politie had felle lampen om het witte tentje heen gezet. Ook stond er een brandweerwagen. In het witte tentje lag een
dode, dat was wel duidelijk. Misschien was het een verkeersongeluk. Het is altijd
gevaarlijk druk daar achter het centraal station in de spits. Of misschien was
het een afrekening in het criminele circuit. Misschien lag er een hoofd in
het witte tentje. Of een been dat ze uit het IJ hadden gevist. Misschien was het
een geslaagde antiterreuractie. Of een mislukte terreuractie. Ik fietste verder,
zonder haast, zonder angst. Ik zou thuis wel even op de site van AT5 kijken. Thuis
at ik een tosti. We keken domme televisie. Ik vergat op AT5 te kijken.

25 maart 2016