Emiel was ziek. Ik dacht te merken dat hij minder at. Ik wist
het zeker toen ik in zijn kattenbak keek en geen drollen zag. Het was zeker een
week geleden dat ik die kattenbak voor het laatst had schoongemaakt. Vanaf dat
moment hield ik Emiel angstvallig in de gaten.
Het viel me op dat het
veel rustiger in huis was dan normaal. Emiel miauwde bijna niet meer, zeurde
niet om eten en zat alleen nog maar een beetje suf voor zich uit te staren op
allerlei plekjes in het huis. Ik kocht ander eten. Daar at hij een beetje van.
Ik kocht paté van een duur merk. Daar at hij iets meer van. Een uur later hij
kotste het allemaal weer uit. Toen begon ik me echt zorgen te maken. Ik belde
de Kattenkliniek.
Ik nam een ochtend vrij. Ik duwde Emiel in een mandje. Dit
ging sneller en makkelijker dan normaal, wat ik dan wel weer aangenaam vond. De
zenuwachtige assistente van de dierenarts zei dat ze een beetje uitliepen, de
vorige patiënt had zich verslapen. Tenminste, de eigenaar van de patiënt. Ik wachtte
en voerde Emiel snoepjes in zijn mand, het enige dat hij nog at.
De dierenarts onderzocht
Emiel en opperde meerdere mogelijkheden en bijbehorende oplossingen. Ik koos de
goedkoopste optie. We kregen pillen tegen Emiels mogelijke maagpijn en brokjes
van een nog duurder merk dan het duurste merk dat ze in de supermarkt hadden. Ik
rekende tachtig euro af bij de zenuwachtige assistente van de dierenarts en
vroeg vriendelijk om een rekening. Dat was goed, maar ze moest eerst de printer opstarten.
Het duurde vier lange minuten voordat de rekening geprint was. Ondertussen hielp de zenuwachtige
assistente de dierenarts, die een net binnengebrachte hysterische kat probeerde
te verdoven. Het beest schreeuwde het uit. Het gezin in de wachtkamer en ik
keken elkaar aan, terwijl de kreten in de kamer van de dierenarts heel langzaam
in volume afnamen. De zoon, een jaar of tien, had een rieten mandje op schoot,
met daarin de pruttelende poes van het gezin. De moeder van het gezin hield de
deur open voor Emiel en mij, toen we naar buiten gingen. We wensten elkaar
beterschap.