Mijn dochter en ik waren naar een theatervoorstelling. Altijd
spannend, theater. De voorstelling heette In de kelder staat een huis en
was bedoeld voor iedereen van twee en ouder. Mijn dochter is twee, dus dat was
goed. We hadden van te voren een filmpje van de voorstelling gekeken op YouTube.
Een ‘teaser’ werd dat filmpje enigszins misplaatst genoemd. Maar ik wilde mijn
dochter helemaal niet plagen, ik wilde haar juist geruststellen. Kijk, deze voorstelling
gaat over een muis en die muis is niet echt, maar van stof en die muis doet
allemaal grappige dingen met blikjes en doosjes en heeft nog een gek stemmetje
ook. Ze was niet overtuigd, maar wilde wel meegaan. We namen ook haar
knuffelmuis mee. Die konden we laten zien aan de theatermuis. Daarmee zouden we
het ijs misschien kunnen breken.
Op de fiets naar het theater waren we allebei stil. Mijn
dochter was in gespannen afwachting, ik was bang dat alles wat ik zou zeggen de
spanning alleen maar zou vergroten. De zaal was nog niet open. We moesten
wachten in de foyer, waar we op twee stoelen gingen zitten met zicht op de gesloten
deuren. Ze speelde wat met de knuffelmuis. Om exact half elf gingen de deuren
open. Ik moest haar naar binnen dragen, dat was het minste wat ik kon doen. Ze wilde
niet op de voorste banken bij de andere kinderen gaan zitten. Ze wilde op mijn
schoot. Om me heen kijkend, zag ik dat ze een van de jongste toeschouwers was,
misschien wel de jongste. Ze vroeg me waar haar muis was. Niet meer in haar
handen. Voor ons op de grond lag hij ook niet. Ik klopte op mijn lege zakken. Nergens
een muis te bekennen. Die waren we dus onderweg van de foyer naar de zaal
verloren. De voorstelling begon al. Eerst was ze bang. Toen het zaallicht uitging,
kroop ze dicht tegen me aan. Toen de theatermuis tevoorschijn kwam, ging het
beter. Ik keek naar haar gezicht en zag haar
glimlachen. Toen vond ik het minder spannend.