Jas

Ik ging naar buiten zonder jas. Dat was voor het eerst dit
jaar. Een dag eerder was ik in mijn winterjas naar buiten gegaan en totaal bezweet
weer thuisgekomen. Dat ging me niet nog een keer overkomen. Een zomerjas heb ik
niet. Ik kan slecht tegen verandering. Dat is onhandig, want alles verandert. Voortdurend.

Ik fietste door de stad en zag meer mensen die slecht tegen verandering
kunnen. Winterjassen, zomerjassen, tussenjassen, vesten, T-shirts, topjes, een
ontbloot bovenlijf, ik zag van alles. Men was in de war. In het Vondelpark stond
een ambulance. De broeders hurkten op de grond naast iemand die daar lag. Omstanders
keken bezorgd toe. Ik stopte niet met fietsen maar ik zag wel dat de persoon
die daar lag een dikke winterjas aanhad.

Toen ik mijn dochter naar dansles had gebracht, liep ik een
rondje door het park. Ik liep niet in de richting van de ambulance. Ik
probeerde de mensen die ik tegenkwam in de ogen aan te kijken. Sommigen maakten
oogcontact, anderen zagen me niet. Meer mensen dan ik van te voren had gedacht
maakten oogcontact. Ik nam me voor om vaker oogcontact te maken met voorbijgangers
op straat. Misschien was het toch wel een mooie dag.

Op de weg terug naar mijn dochter zag ik een rat. Hij zat op
een muurtje bij de speeltuin. Hij was donkergrijs. 

19 april 2019