Hand

Ik stond al een tijdje uit het raam te kijken toen de vrachtwagen
van Animals to Fly de straat in kwam rijden. De vrachtwagen was groter dan ik
had verwacht. Er paste als het moest een olifant in. Dat moest soms natuurlijk ook. De vrouw achter het stuur pakte een kooitje
van de bijrijdersstoel en stapte uit. Ik liep alvast naar de voordeur. Minoes, de
poes die bij ons logeerde en die op het punt stond om naar Schiphol gebracht te
worden om vandaar in haar eentje naar Engeland te vliegen, lag nog nietsvermoedend
op ons bed te slapen. De vrouw kwam binnen en stelde zich niet voor. Ze wees
naar Emiel, onze eigen kat, en vroeg: Is dat hem? Ik zei nee en wees onze
slaapkamer in. Daar ligt ze, zei ik. We spraken af dat ik haar zou gaan halen
en dat de vrouw van Animals to Fly de kooi zou dichtdoen. Ik keek naar de
slapende poes op ons bed. Ik aarzelde te lang. Minoes had al snel door wat er
aan de hand was. Ze ontsnapte. Wat nu? vroeg ik aan de vrouw van Animals to
Fly, jij hebt hier denk ik ervaring mee. Ja, zei ze, ik moet ze wel eens uit
de gordijnen trekken. Geen idee wat ik met die opmerking moest, dus achtervolgden
ik, mijn zoon en de vrouw van Animals to Fly Minoes tien minuten lang door het
huis. We sloten haar op in kleine ruimtes, waaruit ze toch wist te ontsnappen, joegen
haar onder de bank en het bed vandaan en kregen haar uiteindelijk krijsend en
blazend de kooi in. Mijn hand bloedde. Mijn zoon was onder de indruk van het
geweld en zei tegen de kooi: Minoes, niet boos zijn. Minoes werd rustig. Ik gaf
de vrouw het paspoort van Minoes. Ze controleerde de prikken. Ze vertelde wat
voor prikken Minoes nog zou krijgen voordat ze het laadruim van het vliegtuig
in ging. Ze zei tegen mijn zoon dat ze goed voor Minoes gingen zorgen. Toen
ging ze weer weg. Ik wist niet goed hoe ik afscheid moest nemen van

de vrouw van Animals to Fly, dus ik gaf haar maar een hand. Niet de bloedende.

18 april 2016