In de zandbak was het ieder voor zich. Kinderen speelden niet samen maar rug aan rug. Schepjes en emmertjes en graafauto’s gingen van hand tot hand. Ik zat op de rand van de zandbak en had mijn jas uitgedaan. Andere vaders zaten ook op de rand
van de zandbak
en hadden ook hun jas uitgedaan. Ze keken naar ieder hun eigen kind en naar hun telefoon. Ik keek naar hen en naar mijn telefoon. Ook op de rand van de zandbak was het ieder voor zich. Sommige vaders waren jonger dan ik. Sommige leken ouder dan ik. Uit de zandbak klonk gehuil. Alle vaders zochten naar het huilende kind. Een nieuw gezin kwam naar de zandbak lopen. Het jongetje liep voorop. Achter hem kwamen zijn ouders: een man in een broek met een laaghangend kruis en een vrouw in een panty met felle kleuren. Ze zagen eruit alsof ze rechtstreeks van een dancefeest kwamen.
De man stak een sigaret op en ging op het beton liggen. De vrouw stapte dansend de zandbak in. Ze zei: Alright. Ik keek op Buienradar. Het was half bewolkt met een temperatuur van rond de negentien graden.