Grof vuil

Een man op een fiets kneep in zijn remmen onder mijn raam. Hij zei: wow wow wow. Dat kon ik niet horen, maar ik kon het duidelijk liplezen. Hij liep een stukje terug met de fiets aan zijn hand. Ik liep naar het andere raam. Naast de ondergrondse vuilcontainer beneden in de straat stond een enorm doek met daarop een

zwart-witfoto

van een stad, achtergelaten als grof vuil. De man pakte het doek op en bewonderde het. Het was Parijs of Londen of misschien wel Amsterdam. In ieder geval was het een stad met veel bruggen en verlichting. De man droeg een petje en grijze Crocs-klompen en hij zag eruit alsof hij een flinke tijd verslaafd was geweest aan het een of het ander. Misschien was het een kunstenaar, dacht ik, en leek het hem een goed doek om over te schilderen. Het doek was zeker twee meter breed en paste niet op zijn fiets, dus zette hij het in de de tuin bij de overburen, die buiten hun tuinmeubilair aan het schilderen waren. De overburen vonden het prima. Dat zag ik aan hun vriendelijke gebaren. De man met het petje fietste weg en kwam tien minuten later weer terug lopen. Hij had ingevallen wangen, zag ik nu, en praatte in zichzelf. Deze man, die een enorme foto tussen het grof vuil vond en mee naar huis nam, had een bewogen verleden. Dat wist ik inmiddels zeker. Ik probeerde zijn geschiedenis te verzinnen, maar dat lukte niet. De man sleepte het doek mee naar huis en ik ging op de bank zitten met een glas ananassap.

11 juni 2016