Met mijn fiets aan de hand steek ik de Hoofdstraat over en als ik aan de overkant ben, sta ik voor een coffeeshop. Binnen heeft iemand keihard Killing in the Name van Rage Against the Machine aangezet, een nummer dat ik altijd heb gehaat, maar dat me desalniettemin aan vroeger doet denken: op alle klassefeesten in het laatste jaar van de basisschool was dit nummer vaste prik. Zodra het begon te spelen, werd iedereen gek en ontstond er een dansende, beukende en trekkende massa, waar je sowieso deel van wilde uitmaken. Het gelukzalige gevoel dat ik ervoer als onderdeel van die massa vergeet ik nooit meer.
Een man met lang vettig haar en smoezelig spijkerjasje komt naar buiten, joint uit zijn mond hangend. Fuck the system, roept hij naar mij, waarbij hij een krachteloos vuistje half omhoog houdt. Daarna laat hij zich achterover vallen in een witte, plastic tuinstoel. Hij zou van mijn leeftijd kunnen zijn, zie ik als ik wat beter kijk. Hij heeft misschien zelf het nummer opgezet, misschien wel vanwege een soortgelijk herinnering. Maar het gelukzalige gevoel lijkt weg te zijn. Hij wijst naar mij en zegt weer: fuck the system. You can do it, man. Ik stap snel op mijn fiets, draai zonder om te kijken het fietspad op en zwalk rakelings langs een lantaarnpaal. Ik blijf goddank op mijn fiets zitten maar ter hoogte van het Mercatorplein moet ik afstappen en mijn ademhalingsoefeningen doen om een acute angstaanval af te wenden.