Je hebt goede verkopers en je hebt slechte verkopers.
En dan heb je goede verkopers, die zichzelf slechte verkopers vinden.
Laatst had ik er zo een.
Ik ging naar de slijterij van de Vomar. Die slijterij zit in hetzelfde pand als de supermarkt, maar heeft een aparte ingang. Een gesloten klaphekje moet ervoor zorgen dat er geen klanten in de slijterij zijn, als er geen verkoper is. Om de verkoper tevoorschijn te halen, moet je op een belletje drukken.
Dat is natuurlijk erg klantonvriendelijk, maar heeft vast te maken met regelgeving.
Regelgeving waar de Vomar het kennelijk niet mee eens is, want ze hebben een briefje naast het belletje geplakt, waarop staat: ‘Sorry, maar dit moeten wij doen van de gemeente.’
Toen de verkoper er eindelijk was en ik naar binnen mocht, vroeg ik om een fles gin.
Welke dan?
Toen ik zo snel geen antwoord gaf, zei de man: ‘Je gaat er zeker gin-tonics van maken? Dan zou ik voor die goedkope gaan.’
Dat had hij goed ingeschat. Ik was inderdaad van plan om er gin-tonics van te maken. Deze verkoper kon zijn klanten goed inschatten. Ik vond het een goede verkoper.
‘De smaak van een gin-tonic wordt voor 90% bepaald door de tonic. Dat heb ik me laten vertellen,’ legde hij uit.
Ik geloofde het meteen en kocht een fles gin van een onbekend merk voor maar € 9,95.
‘Wat een slechte verkoper ben eigenlijk ik, hé?’ zei hij na het afrekenen.
Hij lachte er krachteloos bij. Zijn zelfmedelijden grensde aan een ongezonde zelfhaat.
Waarschijnlijk was het de rauwe realiteit van de goedkope Vomar-slijterij met een belletje en een briefje die het hem deed. Maar ik kreeg medelijden met de verkoper.
‘Nee hoor’, zei ik. ‘Je hebt mijn gedachten gelezen. Dit is precies wat ik wilde. Dank je wel!’
Ik was een goede klant.