Ik gaf nooit veel om Koningsdag. Vandaag zou anders worden. Ik zou om half zes opstaan. Dan zou ik mijn zoon wakker maken, als hij al niet wakker was van de spanning. We zouden alle dozen die we een dag eerder hadden ingepakt op onze fietsen laden, een paar fleecedekentjes en een tros bananen meegraaien en ons zo naar het park begeven.
Daar zouden we aansluiten in de rij en het beste overgebleven plekje zoeken op het veldje voor de kindervrijmarkt. We zouden al het oude speelgoed uitstallen, waarvan mijn zoon had besloten dat het verkocht kon worden, naast al de rommel die ik op Marktplaats niet gesleten krijg. We zouden wachten op de eerste klanten en het een beetje koud krijgen. Om zeven uur zouden de bananen op zijn.
Om half tien zouden we achttien euro hebben verdiend. Mijn zoon zou daar heel blij mee zijn en een paar kleedjes verder meteen de helft uitgeven aan Hot Wheels en een spel met een gescheurde doos. Ik zou de rest spenderen aan hotdogs en, vooruit, een ranja en een biertje. Het zou alsnog mooi weer worden. We zouden bekenden zien. We zouden om twaalf uur ons kleedje opruimen en gelukkig naar huis gaan. Ik zou nog steeds niet veel om Koningsdag geven, maar daar zou ik minder last van hebben gehad.