Ik werd telefonisch geïnterviewd
over mijn studie. De universiteit wilde een folder maken om uit te delen op de aankomende
open dag van de faculteit der geesteswetenschappen. De geesteswetenschappen
hebben het zwaar. De universiteit staat onder druk en wil resultaten zien. Er moeten
zieltjes geworven worden. Tijdens mijn studie zat ik vaak met twee anderen in
een college of werkgroep. Met zijn drieën vormden we een jaargang Noors. Er waren
twee docenten. Dat was heel gezellig. Nu noemt men dat inefficiënt. Als alumnus
moest ik voor de folder mijn studie aanprijzen. Dat deed ik. Scandinavische talen en culturen
is een studie waarmee je alle kanten op kunt, zei ik. Desnoods de journalistiek
in. En bovendien gezellig. Het meisje aan de telefoon vroeg waarom ik ooit voor
mijn studie koos. Op die vraag had ik al zestien jaar geen duidelijk antwoord,
hoewel hij mij al zeker honderd keer is gesteld. Soms verzin ik een grappig
antwoord. Soms geef ik geen antwoord. Nu gaf ik een serieus antwoord. Na een
kwartier was het interview afgelopen. Ze vroeg of ik een foto van mezelf wilde opsturen.