Ik kreeg een bootje voor mijn verjaardag. Het was een zeilbootje. Op de gracht voor ons huis was het rustig dus daar liet ik mijn bootje rondjes varen. Ik stond op de kant met de
afstandsbediening. Het bootje maakt een rondje tussen de twee bruggen in veertig seconden. Na een kwartier rondjes varen haalde ik een klapstoel uit de schuur. Toen zat ik in het gras op de kant terwijl mijn bootje rondjes vaarde. Mensen die voorbij liepen zeiden dingen tegen elkaar als ze mij zo zagen zitten. Ze zeiden bijvoorbeeld: mooi bootje, en: kijk dat bootje en: kijk daar. Als ze dat laatste zeiden, dan wezen ze meestal naar mij en niet naar mijn bootje, maar dat wist ik niet zeker, want ik bleef altijd stug naar mijn bootje kijken.β