Boot

We zitten op de boot, de WL35 Brakzand, en varen door de Waddenzee.
Het waait hard. Een visser heeft het sleepnet in zee gegooid en vertelt ons over
de rijkdom van de zee. Er zit hier zeebaars, harder, poon, bot, krab, garnaal,
noem maar op. Omdat het augustus is en de zee dus warmer, achttien graden vandaag,
verwacht hij enkel jonge, kleine vissen te vangen. De grote trekken naar
koudere plekken. In april moeten we terugkomen om zulke exemplaren te zien. Hij
houdt zijn handen zo ver uit elkaar als hij kan. Mijn zoons ogen worden groot.
Ja! Doen we dat? Ik leg mijn arm op zijn schouders.

Na tien minuten haalt de visser het net weer in. Hij haalt
het zeewier eruit en stort een deel van de vangst in een emmer, de rest gaat
terug in zee. De emmer leegt hij in een metalen bak waar een laagje water in
staat. Tientallen krabjes glijden door de bak. Daartussen zwemmen honderden
piepkleine visjes. Mijn zoon staat versteld. Moet je kijken, pap. Al die
krabjes! De visser houdt een kronkelend slangetje omhoog. Een zeenaald,
vertelt hij. Een klein geval. Deze doen vijftien euro, als ze tenminste zo
groot zijn. Hij laat ook een baby-bot zien, wat garnalen en een wat grotere
kreeft. Overal vertelt hij de prijzen erbij.

Maar vandaag gaat alles terug in zee. Dit is een vegetarische
vistocht, zegt hij. Het gaat hem erom ons een beetje een indruk te geven van de
rijkdom van de Waddenzee. Het is niet voor niets werelderfgoed. Alle kinderen
aan boord mogen de visjes en kreeften uit de bak pakken en overboord gooien.
Mijn zoon geeft een paar pas geboren garnalen terug aan het water. De manier
waarop hij de glibberige beestjes stuk voor stuk in zijn als kommetje gevormde
handen heel voorzichtig overhevelt, ontroert me. Bij de rand van de boot brengt
hij zijn handen omhoog. Even denk ik te zien dat hij het beestje iets
toefluistert, voordat hij verder stuurt op zijn reis door de zee, maar misschien
heb ik dat niet goed gezien.

13 augustus 2019