We waren laat. Ik bracht mijn zoon naar het
kinderdagverblijf. Hij was ziek geweest en had de afgelopen nachten slecht
geslapen, maar vandaag sliep hij tot half negen uit. Hij zat achter bij mij op
de fiets in het zitje te praten. ‘Boem,’ zei hij. Telkens als we over een
drempel of ander klein hoogteverschil fietsten, zei hij: ‘Boem.’ Ik was in de
haast vergeten zijn muts op te zetten, terwijl het deze ochtend opeens een stuk
kouder was. Het motregende ook. Ik had het zelf erg koud. Van hem kon ik het
niet weten. We reden langs ons oude huis. Ik wees naar het oude huis en zei: ‘Kijk,
ons oude huis.’ Hij zag het niet. ‘Boem,’ zei hij toen we over een putdeksel reden.
Toen we de kruising overgingen, begon het harder te regenen. We keken naar de Marokkaanse
fietsenmaker die een voor een zijn tweedehands fietsen buitenzette.
Ik parkeerde mijn fiets tegen de gevel van het
kinderdagverblijf en droeg mijn zoon naar binnen. Ik overhandigde hem aan een
van de leidsters en vertelde dat hij niet ziek meer was. De andere kinderen
waren er allemaal al en zaten op kinderstoelen rond de eettafel, te wachten op
hun fruit. Vanuit mijn ooghoek zag ik een van de kinderen op de tafel kruipen. Het
leek me niet nodig daar iets van te zeggen. Ik wilde de leidsters niet vertellen
hoe ze hun werk moeten doen. Terwijl ik uitweidde over lichaamstemperaturen, kroop
de jongen naar de hoek van de tafel en viel vervolgens voorover een meter naar
beneden. Hij landde op zijn gezicht. De leidsters schrokken. Ik schrok ook. Ik
maakte nog een onzinnige graaibeweging in de richting van de jongen toen hij
viel. De jongen huilde ijzingwekkend hard. Ze controleerden hem op de commode. Ik
bleef ongemakkelijk staan dralen in de deuropening. Ik wilde weg, maar dat kon
nu niet. Er was geen bloed, voor zover ik had kunnen zien. Er was niks aan de
hand, hield ik mezelf voor. Een van de leidster hield haar hand op haar hart,
zei dat ze ontzettend geschrokken was en ging verder met het snijden van het fruit.
Ik nam vlug afscheid en fietste door de regen naar mijn werk. Ik was te laat.